Fictiedossier Voor jou 10 anderen

Titel van het boek: Voor jou 10 anderen.

Naam van de auteur: Mirjam Oldenhave & Cynthia van Eck

Naam van de uitgever: Querido’s

 

Samenvatting:

 

Cynthia wordt als baby samen met haar 2 jaar oudere broer Frankie, door haar moeder achter gelaten in het illegale kindertehuis van mama Riet.

In het flatje van mama Riet wonen nog 9 andere kinderen.

Mia, de biologische dochter van mama Riet, en nog 8 andere illegale weeskinderen.

Het is altijd heel gezellig in het huis van mama Riet totdat ze te maken krijgen met kinderbescherming.

Mama Riet doet er alles aan om ze buiten de deur te houden maar het lukt haar niet.

De 10 weeskinderen worden naar het tijdelijke opvanghuis de Schakel gebracht, en kunnen daarna naar een pleeggezin.

Het is verschrikkelijk dat ze opeens na al die jaren niet meer samen zijn, en allemaal in een ander pleeggezin terecht komen.

Iedereen, behalve Cynthia, zij zit er uiteindelijk drie jaar, terwijl het bedoeld is als tijdelijke opvang.

De hulpverleners dachten dat ze niks met haar konden, ze wilde niks zeggen, toonde geen emotie en lachte nooit.

Wel vroeg ze de telefoonnummers van Frankie, haar broer, en Bella, een vriendin die meer een zus was voor haar en ook bij mama Riet had gewoond.

Later hoorde ze dat Frankie in drugs gehandeld had en de gevangenis in en uit ging.

Na die drie jaar in het opvang huis gezeten te hebben werd Cynthia overgeplaatst naar de Mozaïek, wat ook een opvanghuis was maar dan voor tieners.

Ze werd daar opgewacht door een meisje en toen ze binnen kwamen gingen ze meteen met de groep spelletjes doen zodat ze haar huisgenoten al een beetje leerde kennen. Daardoor voelde Cynthia zich al snel op haar gemak.

Het ging erg goed op de Mozaïek, ze praatte met de hulpverleners en kon de dingen uit het verleden van zich af zetten.

Joyo, een huisgenoot van toen ze nog bij mama Riet woonden, had haar gebeld en opgezocht.

Eerst wilde ze dat eigenlijk helemaal niet, en de eerste keer dat hij kwam zei ze ook haast niks tegen hem, maar nadat hij vertrokken was merkte ze dat ze hem eigenlijk ongelofelijk miste. Een week later belde ze Joyo op en spraken ze weer af.

Via de hulpverleners in het huis kreeg ze de telefoonnummers van Frankie en Bella.

Ze had Frankie gebeld maar die hing de hoorn al gauw op, met Bella had ze daar in tegen uren lang zitten kletsen. Zij was inmiddels getrouwd en had twee kinderen gekregen.

 

Een echte oplossing is er niet gekomen in het boek. Het gaat goed met iedereen, maar Cynthia zit nog steeds in het opvang huis de Mozaïek.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Over de auteur:

-Mirjam Oldenhave: 

In 1960 is Mirjam geboren in Hengelo, binnen een halfjaar verhuisden ze al weer naar Utrecht.

In 1972 verhuisden ze weer, dit keer naar Nijmegen waar Mirjam haar middelbare school begon, en af maakte.

Mirjam heeft een opleiding dramatherapeute van vier jaar gevolgd. Daarna heeft ze tien jaar gewerkt met moeilijk opvoedbare jongeren, en gaf ze daar toneel –en muziekles.

In die zelfde periode speelde ze in een toneelgezelschap Magnolia waar ze in theaters over heel Nederland speelden.

In die Periode leerde ze Job kennen, haar vriend.

Ze verhuisde in 1983 naar Amsterdam omdat Job daar woonde.

In 1995 stopte Mirjam met toneelspelen en schreef ze haar eerste kinderboek: Mama!.

Ze vond het zo leuk om te schrijven dat ze nu al meer dan twintig boeken heeft geschreven.

Mirjam en Job zijn pleegouders van Chila.

 

Cynthia heeft Mirjam haar levensverhaal verteld en daarbij meegedragen aan het boek.

 

 

 

Over het boek:

Op de voorkant van het boek zie je een meisje van ongeveer 17 jaar.

Ze kijkt een beetje arrogant vind ik, ik denk dat ze daar mee wil uitstralen dat je niet bang voor haar hoeft te zijn, dat ze al genoeg heeft mee gemaakt en dat ze alles wel aan kan.

Dat vind ik wel goed bij de titel passen.

Het boek is niet aan iemand opgedragen.

De plaatsen die voorkomen in het boek zijn:

-het huis van mama Riet, omdat daar het hele verhaal begint, en omdat iedereen in dit verhaal een groot deel van zijn of haar leven heeft doorgebracht.

-Opvanghuis de Schakel, omdat Cynthia daar drie jaar heeft gezeten.

-Opvanghuis de Mozaïek, omdat Cynthia daar naar toe ging na de Schakel, en het daar erg naar haar zin heeft.

  Het verhaal is vanuit een ik-persoon geschreven, alles wordt verteld vanuit Ik zag dit gebeuren, ik deed dat, ik hoorde dit en ik lees dit.

Het verhaal heeft een open einde, je weet niet wat er hierna met Cynthia gebeurd. Je weetniet of ze uiteindelijk toch nog naar een pleeggezin gaat, of dat ze tot dat ze oud genoeg is om op haar zelf te wonen in de Mozaïek blijft wonen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Leeservaring:

Het onderwerp van het verhaal, weeskinderen, sprak mij heel erg aan, het leek mij heel interessant.

Het verhaal heeft mij wel aan het denken gezet, dat die 8 weeskinderen er illegaal zaten en niemand had het door. Het zou eigenlijk dus zomaar kunnen dat wanneer ik door de stad loop, ik iemand tegenkom die ook een ‘illegaal’ weeskind is. Dat kan ik me haast niet voorstellen. Ik dacht altijd dat weeskinderen in een heel groot huis zaten, met en speciale school erbij, voor alleen die kinderen.

Ik had geen speciale verwachtingen over wat er zou gaan gebeuren, daar had ik niet echt over nagedacht. Wel weet ik, dat alles wat er gebeurde heel onverwachts was. Niks was voorspelbaar, want als ik dan dacht te weten wat er zou gebeuren, gebeurde dat niet, maar gebeurde er heel wat anders. Daardoor bleef het verhaal mij ook boeien.

Het verhaal is dus een heel verrassend verhaal.

Er zat genoeg tempo in het verhaal, het was geen een keer langdradig of saai.

Het verhaal gaat niet meer om de gebeurtenissen dan om de gedachtes of gevoelens van de personen, het gaat evenveel om de gebeurtenissen als om de gevoelens en de gedachtes van de personen.

De gebeurtenissen hebben zeker indruk op mij gemaakt, Cynthia zou maar tijdelijk in dat opvang centrum zitten, maar ze zat er uiteindelijk 2 jaar. Ze wilde niet met de hulpverleners praten, maar ik had niet echt het gevoel dat ze moeite voor haar deden. Dat maakte zeker indruk op mij.

De gebeurtenissen zijn geloofwaardig, zeker omdat het een waargebeurd verhaal is, daarvan kan je eigenlijk niet zeggen dat het niet geloofwaardig is.

De gebeurtenissen zijn voor mij niet herkenbaar, ik ken niemand die een weeskind is, wel heb ik twee pleegnichtjes, maar dat is toch heel anders.

Ik heb zelf niks mee gemaakt wat lijkt op de gebeurtenissen in het boek, en er staan zeker geen gebeurtenissen in het boek wat ik zelf zou willen mee maken.

De hoofdpersoon is zeker voor mij gaan leven, ik denk dat dat vooral komt door dat het verhaal vanuit een ik-figuur is schreven, daardoor kon je je ook goed verplaatsen in de hoofdpersoon.

Je komt genoeg van de personages te weten om hun gedrag te begrijpen, je hoef dus ook zelf het innerlijk niet voor ze in te vullen.

De gebeurtenissen lopen logisch op elkaar op, er stond dan wel ‘Hoofdstuk 3’ maar eigenlijk merkte ik niet dat er een nieuw hoofdstuk begon, want het verhaal ging gewoon verder.

Het verhaal was soms wel spannend, bijvoorbeeld toen de politiemannen kwam controleren, en ze de weeskinderen mee namen. Verder was het verhaal heel indrukwekkend en interessant, maar niet echt spannend.

Het verhaal bevat geen tijdsprongen of terugblikken.

Het verhaal had wel een goed slot vond ik, het ging stukken beter met Cynthia en ze had weer contact met haar –soort-van- broertjes en zusjes, van toen ze nog bij mama Riet woonde. Het verhaal was makkelijk om te lezen, omdat het verhaal in een logische volgorde liep, en er geen moeilijke woorden in zaten.

Het verhaal bevat beschrijvingen waar nodig, het huis van mama Riet werd omschreven, zodat je je er dan een beetje iets bij voor kon stellen, maar haar woonomgeving niet echt. Dat was ook niet belangrijk voor het verhaal.

Er zitten genoeg gesprekken in het verhaal vind ik, en aangezien het ook vanuit een ik-figuur is geschreven, gaat het verhaal nog meer voor je leven.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verwerkingsopdracht:

-Schrijf een ander slot aan het verhaal.

 

Ik zit in mijn kamer een boek te lezen, als beneden de bel gaat.

De bel gaat wel vaker dus ik kijk er niet van op.

‘Jezus wat een saai boek moet ik voor school lezen zeg, ik ga de samenvatting op internet wel lezen’ denk ik.

Met dat ik het boek weg leg en wil op staan wordt er op mijn deur geklopt, ‘Cynthia er is iemand beneden voor je’.

‘Laat maar boven komen.’ roep ik terug.

Dan komt Ciska, een hulpverleenster, binnen.

‘Cynthia je moet even mee komen naar beneden, loop even mee naar mijn kamertje als je wil.’

‘Nee… dat wil ik niet’ denk ik bij mezelf maar ik hou me in, zucht, en loop achter Cynthia aan.

Als ik in het kamertje kom zie ik een vrouw van ongeveer begin 40 zitten.

Ik geef haar een hand en stel me voor.

Ze kijkt me met een raar gezicht aan, ik kan niet goed beschrijven hoe maar ik weet nog dat ik dacht, ‘wat…? Doe ik iets niet goed, ik gaf toch netjes een hand?’

Ik ga aan tafel zitten tegenover de vrouw, en naast Ciska.

‘Cynthia…’ begint ze. ‘Even over jouw moeder…’

‘Die is dood en daar wil ik het niet over hebben.’

‘Maar hoe kom je er eigenlijk bij dat ze dood is als ik vragen mag?’

‘Gewoon… dat zei Frankie, en Riet zei dat ook.’

Ik zie dat de vrouw tranen in haar ogen heeft, wat een aanstelster wat doet ze hier? Komt ze me helpen of zo? Dan mag ze eerst zelf eens hulp gaan zoeken.

‘Dus je hebt maar gewoon aangenomen dat ze overleden is, zonder dat je het eigenlijk zeker weet’ gaat Ciska verder.

Ik haal mijn schouders op, waarom stelt ze van zulke ingewikkelde vragen.

‘Kan ik nu gaan?’ vraag ik terwijl ik mijn stoel alvast naar achter schuif.

‘Cynthia’ Ciska wacht even. ‘Cynthia, je moeder is niet dood’.

Het overdonderd me en van de zenuwen schiet ik in de lach.

Ik weet niet wat ik moet zeggen, hoezo ze is niet dood, iedereen zegt toch dat ze dood is gegaan aan aids. Ik krijg het er warm van.

Gelukkig helpt Ciska me uit deze verwarde situatie ‘Jouw moeder zit tegen over je Cynthia.’

Ik kijk de vrouw die tegenover mij zit kort aan, en kijk daarna Ciska vragend aan.

De vrouw begint nu echt te huilen.

Ik snap het niet, hoezo is ze niet dood? Ik wil haar omhelzen maar wil ook weg rennen, ik wil haar een knuffel geven, maar ik wil ook tegen haar schreeuwen, waarom heeft ze mij en Frankie in de steek gelaten?

Opeens begin ik te huilen, shit ik wil helemaal niet huilen, kut het stopt maar niet.

Ik kijk de vrouw nog een keer aan, ze lijkt inderdaad een beetje op Frankie, of moet ik zeggen dat Frankie op haar lijkt.

De vrouw, ik bedoel mijn moeder, staat op en loopt naar me toe, ik sta ook op en omhels haar. Voor mijn gevoel hebben we daar wel uren staan snikken en elkaar omhelsd.

Ciska heeft ons alleen gelaten en we hebben veel bijgepraat.

Het is nu twee weken later en over twee dagen ga ik naar mijn moeder toe, dan gaan we Frankie opzoeken, die haar inmiddels ook al heeft ontmoet, en gaan we met z’n drietjes wat leuks doen.

Maak jouw eigen website met JouwWeb